Het bloedonderzoek
Tijdens een bloedonderzoek wordt de aanwezigheid van antilichamen tegen de spiereiwitten AChR, MUSK of Lrp4 opgespoord. Alleen dit onderzoek laat toe de diagnose formeel te bevestigen, behalve in de zeldzame erfelijke vormen van MG waarbij de structuur van de Acetylcholinereceptor (AChR) veranderd is en er geen antilichamen aanwezig zijn.
85% van de patiënten blijkt antilichamen tegen AChR te hebben. De overige 15% heeft ofwel antilichamen tegen MUSK of Lrp4, ofwel een laag aantal tegen AChR, ofwel worden er geen gevonden.
85% van de patiënten blijkt antilichamen tegen AChR te hebben. De overige 15% heeft ofwel antilichamen tegen MUSK of Lrp4, ofwel een laag aantal tegen AChR, ofwel worden er geen gevonden.